|
|
 |

Habitat Inrichting Huismus
Lees hier wat je weten moet als je
speciaal voor de Huismus een geschikt habitat, een
leefomgeving wilt gaan inrichten.
Schaam je alsjeblieft niet om de hiernaast afgebeelde
HuismusHerkenningskaart te gebruiken wanneer je gaat
inventariseren, om een ecologisch advies uit te kunnen
brengen.
Let ook op dat overal waar de Huismus leeft, vaak ook
de Gierzwaluw een plek heeft en de vleermuis eveneens
regelmatig.
De drie soorten zijn indicatief voor elkaars
aanwezigheid.
Habitat Elementen voor de Huismus
Opmerkingen
vooraf
Deze instructies zijn in 2012 opgesteld door Huismus
Bescherming Nederland voorzitter mw E.F. Karman
(Liset) en worden eens per 2 jaar aangepast naar
aanleiding van de dagelijkse praktijk in verschillende
huismuspopulaties, inventarisaties door Huismus
Bescherming in reactie op hulpvragen van inwoners van
Nederland, en naar aanleiding van aangetroffen of
nieuw wetenschappelijk onderzoek, met de
nadruk op 'wetenschappelijk', of anderzins controleerbaar
onderzoek, met de nadruk op 'controleerbaar'.
I. Alles in meervoud
Bied alles dat er aangeboden wordt in meervoud aan.
Reken daarbij op rond de 60 individuen over een
bewoond oppervlak van 7000 a 8000 vierkante meter
(radius 50m). Zestig individuele huismussen komt neer
op ongeveer 20 broedparen plus de beschikbare
ongepaarde Huismussen, zoals dat in populaties mussen
gaat. 20 broedparen is voor huismussen een
levensvatbare populatie-grootte. Een gunstige staat
van instandhouding (term voor ecologen,
vergunningverleners en handhavers) is dan
gegarandeerd.
Omdat huismussen het liefst in een groep leven, komen
ze ook vaak in groepjes aan, als ze komen. Bovendien
moet alles bij de huismus zo snel mogelijk gebeuren,
omwille van hun veiligheid. Ze staan onderaan in
verschillende voedselketens en hebben daardoor veel
natuurlijke vijanden. Daardoor is het nodig voor ze,
om
allemaal tegelijk te kunnen eten, baden, stofbaden en
dergelijken.
Gebeurt dat namelijk groepsgewijs, dan is er meer kans
dat één van de groepsleden een mogelijk gevaar tijdig
ontdekt, zodat de groep op tijd een alarmsignaal
krijgt en terug in de dekking van het groen kan
duiken, zoals
dat bij huismussen gaat.
II. 50 meter radius
Wanneer een broedkolonie huismussen in stand
moet worden gehouden, zonder enige vorm van
verslechtering in de overlevings-kansen, dan is het
een belangrijke voorwaarde dat alle onderstaande
habitat elementen, gedurende de hele periode dat
werkzaamheden plaats vinden, binnen een straal van
ongeveer 50 meter rond de nesten beschikbaar zijn.
III. bekend gezelschap
Waar Huismussen leven, zijn vaak ook Gierzwaluwen en
diverse soorten vleermuizen te vinden. Je kunt de drie
soorten als indicatoren voor elkaars aanwezigheid
gebruiken.
Wat heeft een levensvatbare
populatie huismussen nodig
I. Voedsel in de vorm van zaden
Een populatie huismussen komt in eerste instantie af
op voedsel in de vorm van zaden. Heden ten dage zijn
het
meestal enkele inwoners die een voerplaats voor
vogels inrichten, en die daarmee huismussen de kans
geven
terug te komen naar gebieden die door mussen
verlaten waren. Deze voedselbron moet bestendigd
worden.
Dat kan gedaan worden met behulp van grassen,
kruidige planten en bloemenvelden. Straatgras,
Varkensgras, Witzaad /Kanariezaad (Phalaris
canariensis), ongepelde rijst/"Paddy", gierst/"wit
millet" (Panicum miliaceum), tarwe (Triticum
vulgare), Gerst (Hordeum vulgare en ~ distichon),
zaden van de Tamarisk. Een volledige lijst met zaden
is apart aan dit document toegevoegd.
Wil men het bestendigen van dit habitat-element inpassen
in het groenbeheer, door maaibeleid aan te
passen, beperk dan het maaien tot 1x per jaar en doe
dit NIET in het NAJAAR, daar op dat moment juist
veel zaden rijp zijn, en deze rijpe velden de
Huismus overhalen te gaan disperseren.
Maaien dus bij voorkeur in het vroege VOORjaar.
II. Schuilplaatsen overdag nabij
voedselbron, baden en nesten
Bij vaste voedselbronnen, drink- en badplaatsen
dient een dikke, dichte, 1,5 m hoge groenblijvende
struik aanwezig te zijn waar de hele groep
huismussen zich bij nood direct in kan verstoppen.
Bij nesten moet dit groen liefst 3 meter hoog zijn,
of meer. Dit is vanwege het grote aantal predatoren
waar de Huismus mee te maken heeft. (huiskatten,
sperwer, ekster, gaai, kauw, marter, specht, meeuw.)
Dit kan het beste bestaan uit een stekelige heester
die zeer regelmatig gesnoeid wordt en daardoor zeer
dicht is geworden. Groenblijvend zou het allerbeste
zijn. Zoals een Pyracantha (Vuurdoorn) bijvoorbeeld.
Meidoorn is een goede tweede maar niet wintergroen.
Zijn stekels geen optie, dan zijn coniferen,
Lonicera nitida, bamboe (niet woekerend), Viburnum
tinus, eleagnus ebbingei en dergelijken goede
opties. Of desnoods een combinatie van meidoorn en
klimop, bamboe en klimop et cetera.
III. Voedsel in de vorm van insecten
In de derde plaats komt dan het voedsel in de vorm
van insecten aan de orde. Het gaat dan om kleine
zachte
insecten, zonder harde chitine-schilden. Hommels en
bijen zijn niks voor huismussen. Van de meelwormen
zijn alleen de pas vervelde dieren geschikt om aan
jonge huismussen te voeren. Libellenlarven, muggen,
vliegmieren, gaasvliegen, houtworm-larven, groene
luizen en spinnen zijn daarentegen perfect.
Dit type voedsel (dierlijke eiwitten) is vooral
van belang voor de jongen.
Is dit niet binnen een straal van 50m rond het nest
aanwezig, dan verhongeren er jongen of blijven ze
zwak na het uitvliegen. Ook zal er, na een eerste
legsel, minder snel een vervolglegsel komen.
Een teken van ondervoeding bij jonge huismussen is
soms een witte kleur in de veren. Dit is een hele
specifieke tekening, die samen gaat met een
duidelijk slechte conditie van de veren.
Insecten worden gevonden in stilstaand water, in
dood hout dat met rust gelaten wordt, rond mest en
hondenpoep, rond composthopen, rond wieren op
dijkversterkingen, en meer van dergelijke plaatsen.
Ook zijn er planten en bomen die dergelijke insecten
in het bijzonder aantrekken, zoals rozen, klimop,
hop, frambozen, esdoorns, lindebomen, bamboes en
coniferen.
IV. Voedsel in de vorm van bladgroen en
vruchten
Ook bladgroen is voor huismussen belangrijk. Andere
delen van planten eveneens. Denk maar aan de gele
krokussen in het gemeente groen die vroeger, toen er
nog veel huismussen waren, in het voorjaar
gekannibaliseerd werden. Ook bepaalde planten worden
graag gegeten. De Eleaegnus ebbingei en de
Indigofera heterantha zijn er daar twee van.
Groentetuintjes krijgen bezoek van mussen wanneer
daar jonge bonenplantjes en sla staan. Het
plantenmateriaal lijkt gebruikt te worden om de
medicinale werking ervan. De gele krokusbladeren
zitten bijvoorbeeld vol pro-vitamine A.
Aan vruchten eten huismussen appels, abrikozen,
peren, bramen en besjes van de Berberis. Alle andere
bessen kunt u rustig aan de huismussen overlaten,
daar doen ze niets mee.
V. Roesten (slaapplaatsen) voor de
juvenielen, de ongepaarde vrouwtjes en alle
mannetjes
De slaapplaatsen voor huismussen worden vaak over
het hoofd gezien maar zijn broodnodig om een
populatie in stand te houden. In de nesten mogen
namelijk alleen de vrouwtjes slapen, en de jongen
die nog niet uitgevlogen zijn.
Alle mannetjes, alle ongepaarde niet-broedende
vrouwtjes en alle jonge uitgevlogen huismussen van
dat jaar, al die anderen-dan-de-broedende-vrouwtjes
met kroost, moeten hun slaapplaats buiten het nest
zien te vinden.
Vaak is dat de onderste rand van een dak, onder de
dakpannen, als dat nog open is. Is er 3 of 4 meter
hoge
groenblijvende beplanting in de buurt, dan kiezen ze
dat ook als roest. Mits binnen 50 meter van de
nesten. Een roest van huismussen kun je alleen rond
zonsopgang of rond zonsondergang vinden. Dat is dus
het hele jaar door een ander tijdstip.
Waar een mens iedere dag op een vaste tijd begint
met werken, daar wordt een Huismus geregeerd door
het
licht. Pas als het licht begint te worden kunnen ze
iets zien. Pas dan is het dus veilig om weer
tevoorschijn te
komen. Huismussen in het donker op hun roest storen
is dan ook voor mussen een van de meest
angstaanjagende gebeurtenissen.
VI. Nestgelegenheid met hoog groen in de
nabijheid
Een populatie huismussen, die zichzelf in stand moet
kunnen houden, heeft nestgelegenheid nodig om
middels voortplanting de verliezen goed te maken. De
Huismus kent vele predatoren en heeft daardoor
jaarlijks zeer hoge verliezen die gecompenseerd
moeten worden.
Dit is de reden dat huismussen meerdere nesten per
jaar proberen te voltooien. In Nederland kunnen dat
bij goede omstandigheden 4 nesten per jaar zijn.
Om deze zelfde reden, zo veel mogelijk gezond
uitvliegende nakomelingen, is hoog groen in de
nabijheid van de nesten nodig. Dit wordt vaak binnen
enkele meters gevonden.
De nesten worden ook buiten het broedseizoen
gebruikt, met name door de vrouwtjes die er al in
gebroed hebben.
Daarnaast is de Huismus ook nog eens erg
storing-gevoelig. Dat wil zeggen dat bepaalde
gebeurtenissen makkelijk tot gevolg hebben dat de
aanwezige volwassen huismussen:
a. hun eieren zullen verlaten,
b. hun jongen gaan proberen te verhuizen (men treft
dan dode, nog naakte, jonge mussen op de grond), of
c. de jongen niet meer durven te naderen waardoor ze
verhongeren.
In alle gevallen is het broedsel verloren en zal
(meestal) een andere plek gezocht worden om een
nieuw nest te beginnen.
Een en ander betekent dat nesten van huismussen
essentieel zijn voor de overleving van een populatie
en dat tevens van belang is dat de nesten, tussen
begin maart en eind september, niet binnen 2 meter
genaderd moeten worden. Niet door mensen en niet
door materieel.
De Huismus is echter weer wel zeer flexibel met
betrekking tot de aard van de nestgelegenheid. Dat
varieert van onder-de-dakpannen, tot in Vuurdoorn of
Klimop tegen kale muren of in bomen, en zelfs
vrijstaand in hoge bamboe. Kunstmatige
nestgelegenheid kan bestaan uit
gierzwaluwneststenen, mussenpotten, mussenpannen,
huiszwaluwnestkommen, nestkasten.
Voorwaarden aan nestgelegenheid zijn:
– de hoogte (minimaal 3 meter boven het maaiveld),
– de nabijheid van de overige kolonie,
– een zekere afstand tussen de broedparen onderling
(minimaal 15 tot 30cm),
– een minimale broedruimte van 16 x 28 cm
bodem-oppervlak en 15cm hoog,
– een dak boven de broedruimte,
– een niet te koude oriëntatie (op het zuiden is
meestal geen probleem voor de Huismus),
– 3 of 4 meter hoog opgaand groen binnen enkele
meters van het nest (uitkijkpost bij naderen en
verlaten van nest, plek waar uitvliegende jongen in
eerste instantie heen fladderen)
– ongestoord kunnen bouwen, leggen, broeden, voeren
en overnachten (op de eieren of de jongen),
– aangebracht op een plaats waar zo min mogelijk
verstoring door onderhoudswerkzaamheden te
verwachten is*.
* Van vogelvides is het nut zeer
sterk te betwijfelen gezien de plaatsing (vlak
boven de dakgoot) en de plaats waar een woning het
vaakst voor onderhoud wordt verstoord (de dakgoot
ivm schoonmaken, ontstoppen, schilderen,
verduurzamen, etc). Bovendien lijken vogelvides
veel te krap bemeten te zijn; er past in de hoogte
geen nestmateriaal + eitjes + broedende huismus in
een vogelvide. Komen de eitjes uit dan is de
ruimte al binnen 6 dagen over-vol.)
VII. Zonnebad (maakt parasieten actief)
Omdat huismussen in een groep leven, vaak heel dicht
op elkaar verblijven (bijvoorbeeld na een vlucht de
struiken in), en jaar na jaar hetzelfde nest
gebruiken is het voor huismussen noodzakelijk de
parasieten goed
kwijt te kunnen raken. Daartoe is een plaats om te
zonnebaden noodzakelijk. De warmte van een zonnebad
maakt de parasieten actief waarna het makkelijker is
ze met zand of stof uit de veren te schudden.
Voor zonnebaden worden vaak hoge struiken of daken
op het zuiden gebruikt. Dit is meestal wel
automatisch
ergens in de directe omgeving te vinden.
VIII. Zandbad
(parasieten uitschudden, "handdoek" na waterbad en
grit in de maag) Een zandbad is om dezelfde redenen
als vermeld bij zonnebad noodzakelijk. Hiermee
worden de parasieten uit het verenkleed geschud. Ook
hier moet ruimte genoeg zijn voor de groep
huismussen in eens. Niet iedereen zal stofbaden,
maar de juvenielen die in de loop van het jaar
zullen verschijnen hebben ook het stofbad nodig.
IX. Water- en drink bad dat in winter
bereikbaar blijft (verenkleed en onbedekte
lichaamsdelen schoon maken)
Schoon drink- en badwater kan het best uit stromend
water komen zodat het zichzelf ververst. In het
water gevallen viezigheid kan dan niet de badende of
drinkende huismussen besmetten. Met name in het
najaar zijn huismussen vatbaar voor ziekten.
Bovendien bevriest stromend water minder snel dan
stilstaand water van bijvoorbeeld een vijver. Ook
voor badwater is stromend water het beste want in de
winter het langst nog onbevroren en dus beschikbaar.
|
 |